Interview

“Achter je bureau kun je het mooi bedenken, maar in de praktijk blijkt of een KPI ook werkbaar is.”

“In de praktijk moet je wat leniger zijn dan in de wetenschap”, een uitspraak die past bij Louis Bolk (LBI), een kennisinstituut uit het KPI-consortium waar het altijd gaat om toegepaste wetenschap. Onderzoeker Dennis Heupink van LBI is betrokken bij zowel de Biodiverstiteitmonitor Akkerbouw als bij het ontwikkelen van de KPI-k systematiek. Hij vertelt over de praktische werkbaarheid van de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw.

‍“Met ploegen verstoor je het bodemleven, voor biodiversiteit is niet-kerende grondbewerking dus belangrijk. Maar hoe kwantificeer je dat? In de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw zit een KPI ‘percentage niet-kerende grondbewerking’, dus het aandeel van je totale bedrijfsoppervlak dat je niet ploegt. Achter je bureau lijkt dat helder. Maar in gesprek met telers blijkt al gauw dat boeren zich bewust zijn van de nadelige effecten van ploegen en dat er allerlei variaties in grondbewerking zijn: Minder diep ploegen, eco-ploegen, spitten, woelen, lostrekken. En al die variaties kun je toepassen -of nalaten- vóór de hoofdteelt, maar ook voorafgaand aan vanggewassen in het najaar, of juist daarná, om het land klaar te leggen voor het volgend groeiseizoen. Dus ga er maar aan staan.” 

Dennis Heupink vervolgt: “en dan ga je nog voorbij aan het feit dat veel boeren heel bewust afwegingen maken. Ze ploegen bijvoorbeeld omdat ze daarmee een onkruidbestrijding, die ook belastend is, uitsparen. Dat zet de KPI ‘%Niet Kerende Grondbewerking’ in een ander licht.”  

Beweging en beloning belangrijker dan verschillen tussen KPI-sets

Dat is misschien een reden waarom deze niet-kerende grondbewerking wel in de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw voorkomt, maar het niet heeft gered in de KPI-k systematiek. De beide sets met KPIs zijn verschillend, maar de werking is gelijk. De doelen zijn duidelijk, en wie goed scoort op de ene zal ook op de ander goed scoren. Dus laten we niet teveel focussen op de verschillen, maar energie steken in het streven om te komen tot goede beloningsregelingen, zo zegt Heupink. Laten we met elkaar in beweging komen. 

Het geeft ook aan dat geen enkele KPI op zichzelf waarde heeft. Het gaat altijd om de hele set, en een voldoende score op elk van de indicatoren. Alle individuele KPI’s zijn belangrijk beaamt Heupink, maar het gaat uiteindelijk om integraliteit. ‘Het focussen op een individuele KPI zet geen zoden aan de dijk voor biodiversiteit. In ecosystemen hangt alles immers met alles samen.’ 

Drempel- en streefwaarden

Bij de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw is men verder dan bij de KPI-k systematiek, zo is er al een begin gemaakt met het vaststellen van drempel- en streefwaarden. Daarbij is men uitgegaan van de ecologie. Het gaat dan om het verminderen van de externe druk op natuur, milieu en klimaat, de toename van geschikt leefgebied voor soorten en het versterken van ecosysteemfuncties. Het staat beschreven in dit rapport: Drempel- en streefwaarden voor de KPI's van de BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw

Heupink: Deze waarden zijn een begin, zeker niet zaligmakend. Ze zijn bepaald door te kijken ‘wat is nodig om de biodiversiteit te herstellen’. Dat staat los van de toepassing. Dus hoe beloners dit willen gebruiken is aan hen, de waarden waarbij beloners overgaan tot beloning worden bepaald door de betalende partij en kan dus ook per partij verschillen. 

Het betekent ook dat er geen rekening is gehouden met hoe moeilijk het is om drempelwaarden te halen voor telers. Per bodemsoort of regio kunnen daar grote verschillen in zitten en dan is het natuurlijk wenselijk om dat tot uitdrukking te laten komen in de beloning. 

Hoe verder?

Het is belangrijk dat de koers duidelijk is, met consequent beleid op verduurzaming, waarbij volgens Heupink twee dingen belangrijk zijn. “Ten eerste moeten beleid en beloning de komende tien tot twintig jaar consequent een bepaalde kant opwerken, zodat aan boeren zowel een goede prikkel als een duidelijk handelingsperspectief wordt geboden. Zo’n integraal beleid waarin duurzaamheidsdoelen en de praktische haalbaarheid daarvan op elkaar zijn afgestemd, moet bovendien voldoende ruimte aan agrarische ondernemers laten om hun beslissingen hierin te nemen. Ook die ruimte is cruciaal.”

Heupink hoopt dat meer agrarische ondernemers de stap zullen zetten naar het gebruik van KPI’s. “Door KPI’s slim te gebruiken, kun je behaalde resultaten ook hardmaken. Zo wordt stimulering van biodiversiteit concreet en kun je heel gericht op duurzame doelen sturen. Uiteindelijk is dat ook de route naar een verdienmodel.”

Praat mee op het forum!

Heb jij een goed idee of wil je bijdragen aan de discussie?

Ook in deze serie

Duurzaam Boeren Drenthe & WUR
"Akkerbouwers in Drenthe van start met KPI’s"
Teamleider en datakoppelaar bij WUR Sander Janssen
"De landbouw kent een gefragmenteerd ICT-landschap: stap voor stap verbeteren"
Ik doe mee

Blijf op de hoogte

Via de nieuwsbrief blijft u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Dit kun je verwachten: Hoe kunt u als boer zelf aan de slag? Hoe zitten beloningssystemen in elkaar? Hoe wordt in de pilots met data omgegaan? Hoe zorgt het Ministerie voor integraal beleid?

Bedankt voor uw inschrijving! U ontvangt vanaf nu de laatste ontwikkelingen.
Helaas! Er is iets misgegaan.

Samenwerkings­partners